Er zijn in Nederland vier verschillende soorten vaarbewijzen te halen. Uiteraard moet het vaarbewijs passend zijn aan de boot die wordt gevaren. We kennen de volgende vaarbewijzen in Nederland: KVB, GPB, BGVB en GVB. Hieronder vind je een overzicht van de verschillende vaarbewijzen.
Het klein vaarbewijs (KVB)
Het klein vaarbewijs is het vaarbewijs dat nodig is wanneer er wordt gevaren in een relatief kleine plezierboot. Met dit vaarbewijs mogen schepen worden gevaren met een maximale lengte van 25 meter.
Het grootpleziervaartbewijs (GPB)
Het grootpleziervaartbewijs is vergelijkbaar met het klein vaarbewijs. Het is bedoeld voor mensen die voor hun plezier in de vrije tijd gaan varen. Er is natuurlijk wel een belangrijk verschil. Wanneer de plezierboot een lengte tussen de 25 en de 40 meter heeft, dan is dit vaarbewijs nodig.
Het beperkt groot vaarbewijs (BGVB)
Het beperkt groot vaarbewijs is niet bedoeld voor mensen die tochtjes maken in de vrije tijd, maar moet worden gehaald door mensen die binnen het beroep te maken hebben met de vaart. Wanneer het schip dat beroepsmatig gevaren moet worden een lengte heeft tussen de 20 en de 40 meter, dan is dit het geschikte vaanbewijs.
Het groot vaarbewijs (GVB)
Het groot vaarbewijs is vergelijkbaar met het beperkt groot vaarbewijs, met als belangrijkste verschil dat hiermee schepen gevaren mogen worden die een lengte hebben van meer dan 40 meter. Ook dit vaarbewijs is uiteraard niet bedoeld voor mensen die willen genieten van pleziertochtjes. Het is uitsluitend bedoeld voor de bedrijfsmatige scheepsvaart.